Effecten van lichthinder
Kunstmatige verlichting kan in de basis vier soorten negatieve effecten veroorzaken:
- Lichthinder voor mensen ontstaat wanneer men zich niet kan onttrekken aan het aanwezige kunstlicht, terwijl daar wel behoefte aan is. Denk in dit soort gevallen bijvoorbeeld aan een moment waarop je wilt rusten of slapen;
- Langs (rijks)wegen kan licht van objecten zoals reclamezuilen zorgen voor hinder en resulteren in onveilige situaties;
- Nachtelijke kunstmatige verlichting kan het gedrag van dieren (negatief) beïnvloeden. Naast mogelijke aanpassingen van de levenscyclus kunnen dieren door lichthinder last krijgen van desoriëntatie, afstoting of aantrekking. Deze effecten kunnen zelfs leiden tot uitputting en sterfte. Ook kan kunstmatige verlichting als een barrière werken als dieren zich verplaatsen of een negatieve invloed hebben op de instandhouding van specifieke diersoorten;
- Ook horizonvervuiling zoals het zichtbare licht uit een open stal of vanaf een verlicht sportveld zorgt voor lichthinder. Er is dan wellicht geen direct licht te meten, het licht is nog wel zicht- en waarneembaar.
In ieder van deze vier effecten hangt de daadwerkelijke lichthinder af van de aard, intensiteit, duur en plaats van de verlichting. Over effectafstanden van kunstmatige verlichting is daarom nog weinig bekend. Wel is vastgesteld dat de effecten sterk afhankelijk zijn van de kenmerken van het licht (verlichtingsintensiteit, spectrale samenstelling van het licht en de vorm van het armatuur) en de situatie waarin de verlichting gebruikt wordt.
Lichthinder volgens de omgevingswet
Lichthinder is als thema toebedeeld aan decentrale overheden, zij werken hiervoor met een specifieke leidraad: het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Dit besluit bevat geen rijksregels voor lichthinder ansich, die zijn er namelijk alleen voor kunstlicht in de tuinbouw bij kassen.
Bij de beoordeling van lichthinder voor mensen maken overheden een afweging tussen maatschappelijke belangen (veiligheid op straat of de bruikbaarheid van sportvelden) en de hinderbeleving. Voor rijksregels rondom lichthinder kunnen (decentrale) overheden terugvallen op het Besluit activiteiten leefomgeving. Daarnaast is het belangrijk om rekening te houden met:
- De omgevingsvisie In bepaalde gebieden kan het van belang zijn om lichthinder, verstoring door licht en horizonvervuiling op te nemen in de omgevingsvisie. Bijvoorbeeld rond lichtgevoelige natuurgebieden, in kassengebied of op grootschalige bedrijventerreinen. De omgevingsvisie op deze locaties kan beleid bevatten om de lichthinder, verstoring of horizonvervuiling terug te dringen. Een gemeente kan echter zelf bepalen of lichthinder, verstoring of horizonvervuiling een (of meer) thema(’s) is (zijn) in de gemeentelijke omgevingsvisie.
- Het omgevingsplan, in combinatie met de bruidsschat In het gemeentelijke omgevingsplanis lichthinder een aspect dat meeweegt vanuit een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Iedere gemeente kan zelf bepalen of ze regels ter voorkoming van lichthinder wil stellen. Bij het opstellen van het omgevingsplan vindt een afweging plaats of er regels nodig zijn om lichthinder en verstoring van de natuur te voorkomen. Voor lichthinder op of rondom sportvelden bevat de bruidsschat specifieke regels. Deze regels - die niet vanuit het Activiteitenbesluit zijn overgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving - zorgen ervoor dat het omgevingsplan aangepast en/of afgestemd wordt op de lokale omstandigheden.
- Specifieke zorgplicht Lichthinder wordt niet gezien als een specifieke milieubelastende activiteit. Wel kan een lichthinder veroorzakende activiteit een functioneel ondersteunende activiteit zijn. In dat geval is de specifieke zorgplicht van toepassing op het veroorzaken van lichthinder.
- Toetsingskader Voor objecten met verlichting langs auto(snel)wegen is het kader 'Beoordeling van objecten langs autowegen en autosnelwegen'van toepassing. Hierin staan criteria om objecten (zoals reclame, informatieborden, kunst, enzovoorts) te toetsen op verkeersveiligheid in relatie tot afleiding.
Hoe kun je lichthinder voorkomen?
Nu je weet wat de effecten van en regels rondom lichthinder zijn, blijft er nog één vraag over. Wat kun je doen om hinder en verstoring door kunstmatige verlichting te voorkomen? Het belangrijkste is dat je licht enkel inzet als het nodig is. Oftewel: als er geen alternatieven zijn. Daarnaast helpt het om bij gebruik van verlichting:
- Lichtbronnen af te schermen, zodat deze niet direct zichtbaar zijn;
- Alleen met geringe oppervlaktehelderheid van de lichtbron te verlichten;
- Betrekkelijk langgolvig licht te gebruiken;
- Niet meer licht dan nodig is te gebruiken (verlicht alleen wat verlicht moet worden en slechts zo lang als het verlicht moet worden);
- Risicogebieden (zoals natuurgebieden) te vermijden.